vrijdag 12 april 2013

Kunnen vrouwen rector worden? Professor emeritus Roger Blanpain denkt alvast ‘nog niet’ (8/4 DS)



'48 Portraits' door Gerhard Richter

Vrouwen kunnen een beetje aan politiek doen, en een vraag stellen op tv lukt ook nog wel, maar professor worden? Nee, dat weer niet.  Enfin, dat leren de cijfers toch. 

Denk aan Hillary Rodham Clinton en Angela Merkel, maar ook dichter bij huis getuigen vrouwen van politiek vakmanschap. Hier en daar doet men nog wel eens schamper over een vrouw in de politiek; mannen blijken mode-experts te zijn en excuustruus brandt in grijnzende oogjes. Dat mannen er meestal ook maar zitten omdat ze uitgesproken lelijk, welbespraakt of van goede huize zijn wordt veelal vergeten; men zal pas dan van gelijkheid kunnen spreken als er evenveel incapabele vrouwen als mannen de top bereiken. Quota hebben in de politiek al een deel van het werk gedaan, ook al heeft de kiezer nog steeds een voorkeur voor een onbekwame man boven een onbekwame vrouw. 

Bij de VRT zijn ze even terug ook tot het inzicht gekomen dat het opleggen van quota niet zo’n slecht idee hoeft te zijn. Ze zoeken vrouwen tot ze die vinden. Dat vrouwen minder makkelijk te vinden zijn, is een feit. Dat is gedeeltelijk de schuld van de vrouwen zelf, maar zoals Simone de Beauvoir het ooit zei: je wordt in de eerste plaats tot vrouw gemaakt. Sommigen komen daar sterker en meer combattief uit; de meerderheid beleeft die tweede natuur als haar identiteit. Het bepaalt haar verlangens, verwachtingen, keuzes, en het volume van haar stem. De VRT laat die stemmen horen en draait de volumeknop open. Het zijn niet altijd de meest interessante stemmen, maar zeg nu zelf, waarom zouden we liever mannen dan vrouwen onzin horen uitkramen? Gelijkheid betekent ook gelijkheid in het recht om dwaas te zijn. Vrouw of man, we kunnen niet allen Kathleen Cools zijn.


Vrouwen debatteren en handelen, ze hebben opinies en plakken op beeld, in de politieke arena krijgt de onzin van vrouwen eindelijk een plaats naast de onzin van mannen. Besef dat dit een revolutie is, een historische ommekeer gerealiseerd in een onwaarschijnlijk korte tijd. De overheersing van de ene helft van de mensheid door de andere werd schaamteloos gerechtvaardigd door steevast te verwijzen naar een in deze geen verschilmakend biologisch verschil, maar duurde wel onvoorstelbaar lang.

Vrouwen kunnen dus eindelijk praten en handelen, maar wat vrouwen blijkbaar nog steeds niet kunnen, is professor worden - ze kunnen zelfs niet zo’n slechte professoren worden als sommige mannen. Dat is niet alleen een schandaal voor vrouwen die willen professor worden, het is ook een schandaal voor de academische wereld die de vragen van de vrouwelijke helft van de mensheid niet kan onderzoeken. Meer nog is het spijtig voor meisjes en jongens, hongerig naar kennis, maar aan wie men belangrijke voorbeelden en onderzoeksvragen ontzegt.

Op enkele uitzonderingen na vind je geen vrouwen in de hoogste regionen van de Vlaamse universiteiten. En toch vinden de Vlaamse universiteiten het blijkbaar niet nodig om aan zelfreflectie te doen en het invoeren van een genderplan te ondersteunen. Nee, een genderplan is niet vernederend voor vrouwen en stelt hun expertise niet in vraag. Het zijn net zij die het genderplan in vraag stellen die ervan uitgaan dat er niet genoeg excellente vrouwen zijn om aan de richtlijnen te voldoen (Blanpain, DS, 8/4). Trouwens, mannen hebben altijd de weg van het genderplan gebruikt, de 100% quota, want ook mannen worden niet als man geboren; ze worden tot man gemaakt.

Als professor Blanpain beweert dat hij als lid van benoemingscommissies met eigen ogen heeft mogen ervaren dat de ondervertegenwoordiging van vrouwen te wijten is aan de keuze van partners in het verdelen van de zorgtaken en de hoge eisen van de job, dan negeert hij dat selectiecommissies ondanks het goede werk dat ze verrichten niet boven allerhande psychologische, sociologische, disciplinerende, en waarderende mechanismen staan. Er is voldoende bestaand onderzoek over Implicit Bias, Stereotype Threat en Similarity Preference zodat zeker onze professoren deze inzichten niet naast zich neer kunnen leggen zonder intellectueel oneerlijk bezig te zijn.

En het gaat hier niet om de laatste treden van de trap, de benoeming van hoogleraren of rectoren, maar om alle selectie- en motivatiemomenten in de carrière van een academica. Het is moeilijk voor vrouwen om hoogleraar of rector te worden, als ze in een vroegere fase werden gedemotiveerd of weggeselecteerd. Als professoren een vrouw doen twijfelen of ze wel een postdoctoraal mandaat zou aanvragen,  want “wil dr. vrouw dan niet zwanger worden?”, dan beïnvloedt dat inderdaad de keuze van partners. Blanpain veronachtzaamt dat deze keuzes bepaald worden door socio-economische en institutionele omstandigheden, en niet zomaar uit de lucht komen vallen. Ook universiteiten hebben dus de verantwoordelijkheid om in hun motivatie- en selectiebeleid die omstandigheden te creëren die egalitaire keuzes tussen partners bevorderen.


 'Dinner Party' door Judy Chicago

Dat de hoge eisen van de academische job incompatibel zouden zijn met de zorg voor kinderen is bovendien te gek voor woorden. Als het in de tijd van Blanpain al de traditie was om een vrouw aan de haard te (onder)houden en zo goed als tussen de universiteitsmuren, onder “gelijken”, te wonen, dan bestaat de jongste generatie professoren uit mannen met veelal succesvolle partners (arts, verpleegster, journaliste, lerares, advocaat, politica,…) die maar wat blij zijn met een academicus die veel thuis is, flexibele uren heeft, af en toe eens een paar dagen weg is, en nadat de kinderen in bed liggen zijn A1-bijdragen kan schrijven. De nieuwe professor is vaak een nieuwe man, en de hoge eisen van zijn academische job zijn helemaal niet incompatibel met de traditionele vrouwenrol die hij vaak opneemt. Alleen wordt aan hem nooit gevraagd of hij niet liever zwanger wil worden.

Bovendien beledigt Blanpain de werknemers in het “weinig veeleisende” lager onderwijs (89% van de in het onderwijs tewerkgestelde vrouwen). Deze jobs zouden niet veeleisend zijn en dus perfect compatibel met het opnemen van de traditionele vrouwenrol. Blanpain gaat uit van een eng blanke, middenklasse visie op welke gender rollen compatibel zijn met welke jobs, en bevestigt onderweg ook nog eens de traditionele appreciatiecultuur (en nog steeds navenante verloning) die bestaande autoriteit- en machtsstructuren in stand houdt. Dat mannen ondervertegenwoordigd zijn in het lagere onderwijs heeft ook hier alles te maken met een ondermaats motivatie- en selectiebeleid. Onderwijsinstellingen schieten zowel in hun onderwijs als in hun functie als werkgever tekort in het implementeren van motivatie- en selectieprocedures die het genderevenwicht in hun instellingen en de maatschappij bevorderen.

Blanpain maakt maar al te graag gebruik van de neoliberale politieke retoriek waarin universiteiten tegen elkaar moeten concurreren en professoren tegen de tijd rennen om… het schip van kapseizen te vrijwaren? Dat is wat een dergelijk vertoog inderdaad suggereert, maar waar professoren echt mee bezig zijn, is “les, examens, vooral wetenschappelijk onderzoek, doctoraten, publicaties, nationale en internationale netwerking. “ Allemaal nobele taken, maar of die nu echt niet te combineren zijn met de zorg voor kinderen? Welkom in de echte wereld, professor! Hoe zorgt de verpleegster, poetsvrouw, prostituee, studente, schrijfster, bedelaarster, call center operator… voor haar kinderen, denkt u? Vrouwen hebben altijd veeleisende werkomstandigheden gekend én voor kinderen gezorgd. De gender arrangementen van elites, burgerij en naoorlogse middenklasse zijn slechts onbeduidende uitzonderingen op deze regel. De manier waarop Blanpain zijn blanke, middenklasse bril dehistoriseert en universaliseert is misleidend.

 Professoren zijn maar professoren, wat ze doen is interessant, nuttig, mooi, of gewoon grappig, en om al die redenen uiterst waardevol, maar ze zijn geen artsen zonder grenzen, brandweermannen op ladders, verplegers in palliatieve zorgen, ministers van financiën in Europa… Bovendien is het waarschijnlijk zoals professor Isabelle Stengers in haar Slow Science manifest betoogt dat de universiteiten het heel wat beter zouden doen als ze nu juist tegenwerk zouden bieden aan de zware druk en eisen van de neoliberale politiek. Waarom rennen naar de volgende levensverlengende doorbraak, als we ons nog niet eens het fatsoen eigen gemaakt hebben om die zo lang levende ouderen ook daadwerkelijk goed te verzorgen? Op een uitmuntende slow science universiteit zou het zeker mogelijk zijn om hoge eisen te combineren met zorg voor kinderen.



 'Rejects' door Marlene Dumas

Het is zo dat de neoliberale politiek van blindelings concurreren en presteren de academische wereld volledig gekoloniseerd heeft, maar de geschiedenis van uitsluiting en haar specifieke mechanismen gaat aan deze politiek vooraf, en heeft dus ook nood aan een specifieke aanpak. Een pre-neoliberale universiteit was geen betere plek voor vrouwen, net zoals een post-neoliberale universiteit die garantie niet biedt. Niettemin maakt de realiteit van de neoliberale universiteit het nog meer ongepast om te spreken over individuele keuzes. Blanpain bevestigt daarmee de statusquo, terwijl het nu net hoog tijd is dat de bevoorrechte, oudere, blanke, mannelijke professoren hun nek uitsteken voor hun jongere, mannelijke en toekomstig vrouwelijke collega’s. Wie schreef een manifest? Een vrouwelijke professor, Isabelle Stengers. Wie stak zijn nek uit? Een jonge onderzoekster, Barbara Van Dyck. Haar hoofd is dan ook gaan rollen, en ze stonden erbij en keken ernaar, met hier en daar een oprechte betuiging van sympathie. Staken, de boeken dichtdoen, de universiteiten bezetten! Hoe lang is dat ook alweer niet geleden? We leven in tijden waarin professoren of alles lijdzaam ondergaan, of nog meer neoliberaal willen zijn dan het beleid. Trieste tijden.

Blanpain stelt dat de ondervertegenwoordiging van vrouwelijke professoren te wijten is aan de keuze van de partners en de hoge eisen van de job. Maar de jonge professoren zorgen vaak al voor de kinderen, en moeders hebben altijd en overal zware werkomstandigheden gekend. Bovendien neemt Blanpain die neoiberale eisen als vanzelfsprekend en bevestigt hij op die manier de neoliberale universiteit. De uitmuntende universiteit zou ook een slow science omgeving kunnen zijn waar de werkomstandigheden die van een doordacht maar traag rijpingsproces zijn, en waar dus de hoge eisen die aan mannen en vrouwen gesteld worden niet incompatibel zijn met zorg voor kinderen.  

De waarheid is dat universiteiten schandelijk tekort schieten in het aanwerven van vrouwelijke professoren. Dit is het resultaat van een falend motivatie- en selectiebeleid, en niet van een neoliberaal beleid, al is dit laatste natuurlijk nefast voor de werk- en levensomstandigheden van mannen en vrouwen. De retoriek van zware eisen, uitmuntendheid, en individuele keuzevrijheid is er enkel op gericht privileges te bewaren en machtsstructuren te handhaven. Een genderplan kan daar eindelijk komaf mee maken.

Brussel, 10 april 2013

Petra Van Brabandt








1 opmerking: