Onderstaand artikel van Asha ten Broeke verscheen afgelopen week op de website van DeWereldMorgen. Wie na het lezen van onderstaand artikel graag meer wilt lezen over dit onderwerp, raad ik haar boek 'Het idee M/V. Ontmaskering van een hardnekkig denkbeeld' aan.
‘Be a hero’. Dat staat er op het jongensshirt dat de webwinkel van Disney verkoopt. Er staat een plaatje bij uit de succesvolle film "The Avengers". Voor tienermeiden heeft Disney ook een Avengers-shirt. Daarop staat: ‘I need a hero’.
Het is een veelzeggend voorbeeld van hoe verschillend de wereld, anno 2013, nog steeds is voor jongens en meisjes. Net als de babyslofjes: op de blauwe stond ‘Trouble’, op de roze ‘Born to shop’. Of hoe een simpel bezoek aan het winkelschap met geboortekaartjes onthult dat kersverse ouders vooral worden gefeliciteerd met stoere zoons en met lieve, mooie dochters.
Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt deze huis-, tuin- en keukenobservaties. Al voor de geboorte maken we verschil tussen de seksen. Een moeder die weet dat ze zwanger is van een jongetje voelt meer schopjes en buitelingen dan een moeder die weet dat ze een meisje draagt, terwijl er objectief gemeten geen verschil in beweeglijkheid is. Na de geboorte reageren ouders sneller als een dochter huilt en ze troosten haar langer. Tegen jongens wordt minder gepraat, minder woorden gebruikt die met gevoel te maken hebben, en bij jongens worden ook minder verschillende emoties herkend.
Wetenschappelijk onderzoek ondersteunt deze huis-, tuin- en keukenobservaties. Al voor de geboorte maken we verschil tussen de seksen. Een moeder die weet dat ze zwanger is van een jongetje voelt meer schopjes en buitelingen dan een moeder die weet dat ze een meisje draagt, terwijl er objectief gemeten geen verschil in beweeglijkheid is. Na de geboorte reageren ouders sneller als een dochter huilt en ze troosten haar langer. Tegen jongens wordt minder gepraat, minder woorden gebruikt die met gevoel te maken hebben, en bij jongens worden ook minder verschillende emoties herkend.
En dan hebben we het nog niet eens over de speelgoedkeuzes gehad: hij een stoer autootje, zij een schattige pop. Wie een speelgoedwinkel inloopt ziet het, aan weerszijden van het gangpad: aan de ene kant de zwart-rood-blauwe wereld van de voertuigen, voetbal, bouwblokken en wapens - ‘Be a hero’. Aan de andere kant de roze-lila glitterwereld vol prinsessen, poppen en beauty-producten – 'I need a hero'.
En dan vinden we het verwonderlijk dat aan het eind van de rit, zodra de kinderen volwassen zijn, de jongens zich vol mannelijke ambitie in het bedrijfsleven storten, terwijl de meiden op weg naar de top heel damesachtig aarzelen of dat wel voldoende lekker combineert met het krijgen van kinderen.
Sommige wetenschappers zoeken een biologische verklaring voor deze tegenstelling tussen aarzeling en ambitie, tussen mannelijkheid en vrouwelijkheid. Zij zeggen dat het te maken heeft met hoe het brein (m/v) is ingericht, wat weer te maken heeft met de hormonen waaraan een foetus in de baarmoeder is blootgesteld. Volgens de heersende theorie worden jongenshersenen voor de geboorte gemarineerd in testosteron, wat jongens later agressiever, competitiever en rationeler maakt, en bovendien meer geïnteresseerd in wiskunde en techniek. De meisjes doen het zonder deze marinade, en zijn dus zorgzamer, socialer, creatiever, taalkundig begaafder en emotioneler.
Maar deze theorie kent problemen. Zo ontbreekt het aan rechtstreeks wetenschappelijk bewijs. Er is vooralsnog geen manier om direct en precies te meten hoeveel testosteron er in het brein van een ongeboren kind rondzwerft. En aangezien de meeste zwangere ouders niet dolenthousiast worden van het idee dat iemand met misschien wel enge naalden in de hersenen van hun foetus gaat rondneuzen, is het onwaarschijnlijk dat zo’n directe meetmethode er binnenkort gaat komen.
Het gevolg is wel dat alle kennis die onderzoekers hebben over de invloed van prenatale testosteron op later gedrag via omwegen is vergaard. Zo keken ze bijvoorbeeld naar testosteron in het bloed van de moeder of in het vruchtwater.
Extra probleem: de resultaten waren op zijn best voor meerdere interpretaties vatbaar.
Zo was er de Britse psycholoog Simon Baron-Cohen, die vruchtwaterpuncties en een video-opname van interactie tussen moeder en kind gebruikte om het verband tussen testosteron en sociaal gedrag te onderzoeken. Zelf was hij verbluft door het resultaat. Hij schreef erover: ‘Toen de uitslagen van ons onderzoek binnenkwamen, kreeg ik even een vreemd gevoel, een huivering langs mijn ruggengraat. Een paar druppels van deze chemische stof [testosteron] konden de gemeenschapszin beïnvloeden!’
Baron-Cohen vond inderdaad een verschil tussen jongens en meisjes. De jongens keken hun moeder op de video gemiddeld 16 keer aan, en de meisjes 22. Of dit voldoende is om een verschil in ‘gemeenschapszin’ vast te stellen is discutabel. Nog twijfelachtiger wordt het wanneer we de individuele variatie bij de meisjes erbij pakken: die zat tussen de 3 en 55 keer kijken. Bij jongens zat die variatie tussen de 3 en 46 keer. Beide keren zien we een individuele spreiding die veel groter is dan het gemiddelde jongens-meisjesverschil.
De meeste krantenberichten over man-vrouwverschillen komen niet zo ver. Die stellen gewoon dat jongens en meisjes in aanleg verschillen in gemeenschapszin. Het is, toegegeven, ook nogal een saai verhaal, om er nog meer van die cijfers bij te halen. Toch onthullen die minder spannende cijfers een waarheid die uit vrijwel elke studie naar mannen en vrouwen blijkt: vrouwen onderling en mannen onderling verschillen veel meer dan dat mannen en vrouwen als groep gemiddeld van elkaar verschillen. Anders gezegd: als mannen van Mars komen en vrouwen van Venus, dan zou het zomaar kunnen dat u van Mercurius komt en de seksegenoot naast u van Pluto.
In tegenstelling tot de testosteronmarinade-theorie is voor deze stelling wel veel wetenschappelijk bewijs. Zo heeft de Amerikaanse psycholoog Janet Shibley Hyde enkele grote analyses uitgevoerd waarin ze honderden onderzoeken naar sekseverschillen samennam. Of het nu ging over hoeveel mannen en vrouwen praten, of vrijen, of scoren op wiskundetests, haar conclusies zijn telkens hetzelfde: op een paar kenmerken na – fysieke agressie, masturberen, porno kijken – zijn de gemiddelde verschillen tussen hem en haar bijna verwaarloosbaar klein.
En voor zover er nog verschillen zijn, lijken ze te verdwijnen onder invloed van de voortschrijdende vrouwenemancipatie. Waren jongens bijvoorbeeld twintig jaar geleden nog veel sterker in wiskunde, die voorsprong is anno nu bijna helemaal verdwenen – nog een probleempje voor de mensen die beweren dat man-vrouwgedrag aangeboren is en vastligt in het brein.
Rest de vraag waarom meisjes en vrouwen zo vaak een andere levenswandel kiezen dan zoveel jongens en mannen. Waarom het nog steeds logischer is dat zij haar carriere op een zijspoor zet om voor de kinderen te zorgen, terwijl hij zich een weg naar de boardroom knokt. Goh, zouden die speelgoedwapens en die poppen er iets mee te maken hebben? ‘I need a hero’. ‘Born to shop’. ‘Een lief, mooi meisje’. Neen, dat is niet de instelling waarmee je directeur, CEO of premier wordt.
Maar deze theorie kent problemen. Zo ontbreekt het aan rechtstreeks wetenschappelijk bewijs. Er is vooralsnog geen manier om direct en precies te meten hoeveel testosteron er in het brein van een ongeboren kind rondzwerft. En aangezien de meeste zwangere ouders niet dolenthousiast worden van het idee dat iemand met misschien wel enge naalden in de hersenen van hun foetus gaat rondneuzen, is het onwaarschijnlijk dat zo’n directe meetmethode er binnenkort gaat komen.
Het gevolg is wel dat alle kennis die onderzoekers hebben over de invloed van prenatale testosteron op later gedrag via omwegen is vergaard. Zo keken ze bijvoorbeeld naar testosteron in het bloed van de moeder of in het vruchtwater.
Extra probleem: de resultaten waren op zijn best voor meerdere interpretaties vatbaar.
Zo was er de Britse psycholoog Simon Baron-Cohen, die vruchtwaterpuncties en een video-opname van interactie tussen moeder en kind gebruikte om het verband tussen testosteron en sociaal gedrag te onderzoeken. Zelf was hij verbluft door het resultaat. Hij schreef erover: ‘Toen de uitslagen van ons onderzoek binnenkwamen, kreeg ik even een vreemd gevoel, een huivering langs mijn ruggengraat. Een paar druppels van deze chemische stof [testosteron] konden de gemeenschapszin beïnvloeden!’
Baron-Cohen vond inderdaad een verschil tussen jongens en meisjes. De jongens keken hun moeder op de video gemiddeld 16 keer aan, en de meisjes 22. Of dit voldoende is om een verschil in ‘gemeenschapszin’ vast te stellen is discutabel. Nog twijfelachtiger wordt het wanneer we de individuele variatie bij de meisjes erbij pakken: die zat tussen de 3 en 55 keer kijken. Bij jongens zat die variatie tussen de 3 en 46 keer. Beide keren zien we een individuele spreiding die veel groter is dan het gemiddelde jongens-meisjesverschil.
De meeste krantenberichten over man-vrouwverschillen komen niet zo ver. Die stellen gewoon dat jongens en meisjes in aanleg verschillen in gemeenschapszin. Het is, toegegeven, ook nogal een saai verhaal, om er nog meer van die cijfers bij te halen. Toch onthullen die minder spannende cijfers een waarheid die uit vrijwel elke studie naar mannen en vrouwen blijkt: vrouwen onderling en mannen onderling verschillen veel meer dan dat mannen en vrouwen als groep gemiddeld van elkaar verschillen. Anders gezegd: als mannen van Mars komen en vrouwen van Venus, dan zou het zomaar kunnen dat u van Mercurius komt en de seksegenoot naast u van Pluto.
In tegenstelling tot de testosteronmarinade-theorie is voor deze stelling wel veel wetenschappelijk bewijs. Zo heeft de Amerikaanse psycholoog Janet Shibley Hyde enkele grote analyses uitgevoerd waarin ze honderden onderzoeken naar sekseverschillen samennam. Of het nu ging over hoeveel mannen en vrouwen praten, of vrijen, of scoren op wiskundetests, haar conclusies zijn telkens hetzelfde: op een paar kenmerken na – fysieke agressie, masturberen, porno kijken – zijn de gemiddelde verschillen tussen hem en haar bijna verwaarloosbaar klein.
En voor zover er nog verschillen zijn, lijken ze te verdwijnen onder invloed van de voortschrijdende vrouwenemancipatie. Waren jongens bijvoorbeeld twintig jaar geleden nog veel sterker in wiskunde, die voorsprong is anno nu bijna helemaal verdwenen – nog een probleempje voor de mensen die beweren dat man-vrouwgedrag aangeboren is en vastligt in het brein.
Rest de vraag waarom meisjes en vrouwen zo vaak een andere levenswandel kiezen dan zoveel jongens en mannen. Waarom het nog steeds logischer is dat zij haar carriere op een zijspoor zet om voor de kinderen te zorgen, terwijl hij zich een weg naar de boardroom knokt. Goh, zouden die speelgoedwapens en die poppen er iets mee te maken hebben? ‘I need a hero’. ‘Born to shop’. ‘Een lief, mooi meisje’. Neen, dat is niet de instelling waarmee je directeur, CEO of premier wordt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten